Pieter van der Plank
|
|
Natiestaat en Staatsburgerschap in de xxste eeuw; Staatsvorming en Staatsburgerschap in de xxste eeuw
Inhoudsopgave
I. Inleiding 1 II. De strijd om nationale grenzen op de zuidelijke Balkan 59 III. De strijd om nationale grenzen in Midden-Europa, 1918-1920 121 IV. Inrichting van natiestaten in Midden-Europa en hun minderhedenpolitiek in het Interbellum, 1919-1938 219
V. Aanpassing van staatsgrenzen en etnisch/nationale realiteiten in het bereik van de As-mogendheden, 1938-1944 305
VI. De Joodse emancipatie als offer aan de nationale bewustwording 401
VII. Aanpassing van de etnisch/nationale verhoudingen aan de staatsgrenzen binnen het Warschaupact, 1945-1948 476
Registers
11 kaarten als bijlage.
I. INLEIDING 1. Onderwerp: Midden-Europa 1 periodisering: 1912-1948; definities, categorisering en aantallen ‘gezuiverden’.
2. Historie en actualiteit 4 etniciteit als kader voor sociale organisatie en politieke emancipatie; haar historische rol in de Europese staatsvorming; actualiteit op wereldschaal; een overzicht van moderne etnopolitieke conflictsituaties.
3. ‘Etnische gemeenschapsvorming’ de fundamentele these van Max Weber over de gemeenschapsvorming als grondslag voor etniciteit en nationaliteit 9
4. Begripsbepaling: Etniciteit, nationaliteit en nationalisme 14 Begripsdefinities en -verklaringen in subjectieve en objectieve zin; natie opgevat als politiek bewustgeworden etniciteit, en als basis van de democratisering van de moderne staatsgemeenschap.
5. De West-Europese natie-staat 16 historische ontwikkeling van de staat in West-Europa, stedelijke bestuurs- en rechtsvormen, en ambtelijke rationalisering; xvie en xviie eeuwse religieuze zuivering van staatsonderdanen in de absolutistische staat; de vervanging van het elitaire door het egalitaire natiebegrip in het programma van de Franse Revolutie; het staatsburgerschap als nieuwe uitdrukking van soevereiniteit; de solidaire natie als basis voor politieke emancipering en democratisering; nationalisme als integrerende staatsideologie; de natiestaat als democratische gemeenschap.
6. Midden-Europa: de ‘volkerenkerker’ 30 de etnisch-pluriforme samenleving in de Midden-Europese staten kiest niet voor emancipatie en democratisering in een bestaand staatsnationaal kader, maar neemt hiervoor de nationaliteit als basis met als gevolg: segregatie van het staatsburgerschap en stagnering van het democratisch proces; ‘nationale’ democratisering ontkracht en verbrokkelt het grondvlak van de multinationale staat.
7. Midden-Europa: een rondgang als historische impressie 36 korte beschrijving van de culturele en etnische pluriformiteit van het vooroorlogse Midden-Europa.
8. De nationalisme-discussie 44 staats- tegenover volksnationalisme, liberale, risorgimento en collectiviserende opvattingen, vervorming in het integrale nationalisme; de open en pluriforme West-Europese democratieën als producten van een eeuw staatsnationalisme.
9. Bibliografie 55
II. DE STRIJD OM NATIONALE GRENZEN OP DE ZUIDELIJKE BALKAN 59
1. Inleiding 59 De socio-economische en bestuurlijke structuur van het Ottomaanse Rijk; autonomie in millets voor Christenen en Joden; hegemonie van de Phanarioten.
2. De etnische zuiveringen in de xixe eeuw: vanaf het uitbreken van de Griekse opstand in 1821 tot het neerslaan van de Macedonische opstand in 1903 68 sociale en politieke emanicipatie van de Balkanvolkeren door opstanden; van regionale autonomie tot staatkundige soevereiniteit; splitsing van de Griekse in nationale millets; etnische zuiveringen consolideren nationale autonomie c.q. soevereiniteit; geïslamiseerde en verturkste groepen trekken zich massaal terug uit de Russische annexaties rond Zwarte Zee en de autonome provincies en staten op de Balkan met als ‘hoogtepunt’ de Turks-Boelgaars-Russische oorlog in 1878; voorlopige status quo in Vrede van Berlijn.
3. De Armeense volkerenmoord, 1894-1920 76 Armeens nationalisme zoekt Russische steun; opstanden lokken overheidsgeweld uit; eerste massaslachtingen met Koerden als uitvoerders; Russische verovering van Noordoost-Anatolië in 1914 maakt uitroeping Armeense nationale onafhankelijkheid mogelijk; moslimbevolking wordt verdreven, maar komt terug na Turkse herovering in 1917; moordpartijen en massadeportaties als wraak.
4. De Balkanoorlogen van 1912 en 1913 81 gewelddadige verdeling van de overgebleven Ottomaanse provincies in Europa door gemeenschappelijke aanval van Servië, Griekenland en Boelgarije; gebiedsverdeling op Conferentie van Londen brengt Boelgarije tot hervatting oorlog, nu tegen ‘bondgenoten’; in Vrede van Boekarest trekt Boelgarije opnieuw aan kortste eind; grootschalige etnische zuiveringen van de toegewezen gebiedsdelen.
5. De Eerste Wereldoorlogen zijn nasleep 87 Centralen bieden hun bondgenoten Boelgarije en Turkije gelegenheid de grenzen in hun voordeel te herzien; opnieuw zuiveringen; Geallieerde overwinning bevestigt grenzen van 1913 in Vredesverdrag van Neuilly (1920) dat Turkije en Boelgarije hun deel van Thracië ontneemt; Boelgaars-Griekse bevolkingsuitwisseling; Verdrag van Sèvres regelt aansluitend de Turkse gebiedsafstand van de provincie Smyrna/ Izmir; Turkije weigert ondertekening.
6. De Turks-Griekse oorlog, 1919-1923 92 Griekenland neemt toezeggingen (Thracië en Smyrna/ Izmir) in bezit met militaire invasie in 1919; Jongturken organiseren verzet en verdrijven in 1922 het Griekse leger, zowel als de Griekse minderheid; Vredesverdrag van Lausanne (1923) keurt massale Turks-Griekse bevolkingsuitwisseling goed.
7. Een tussentijdse balans in 1923 98 overzicht van landstreken en bevolkingsgroepen die bij zuiveringen en uitwisselingen betrokken waren, samengevat in:
Tabel 1. Etnische verdrijvingen, evacuaties en uitwisselingen op de zuidelijke Balkan in de periode 1912-1941 103
8. Zuiveringen in de Tweede Wereldoorlog 104 Boelgarije herneemt zijn territoriale aspiraties in de Dobroedsja, Macedonië en Thracië met Duitse hulp; Albanië als Italiaanse vazalstaat annexeert Kosovo
9. Zuiveringen na de Tweede Wereldoorlog 105 Geallieerde overwinning herstelt het vooroorlogs staatsgeografische landschap; vergeefse etnopolitieke opstand in Grieks-Macedonië; consolidatie van het naoorlogs staatsgezag met voortgaande zuiveringen in Kosovo, Epirus, Macedonië, Thracië, de Dobroedsja, Boelgarije, Istanboel, en op Cyprus.
10. De eindbalans: een Balkan van zuivere natiestaten 112
11. Bibliografie 115
III. DE STRIJD OM NIEUWE NATIONALE GRENZEN IN MIDDEN-EUROPA, 1918-1923 121
1. Oorlog en plannen tot staatkundige herinrichting 121 Rusland zuivert in 1914 en 1915 preventief zijn, door invasie van de Centrale Machten bedreigde, grensprovincies; de Centralen veroveren in 1915 Russisch (‘Congres’-) Polen en proberen daar vazalstaat in te richten; zij leggen het revolutionerende Rusland de Vrede van Brest-Litovsk op in 1918; communistische revolutie en streven naar nationale soevereiniteit in het Balticum, Polen en de Oekraïene leiden tot burgeroorlogen.
2. De oprichting van nieuwe staten in het Balticum en in Finland 128 concurrerende nationale en sovjetregeringen in het gezagsvacuüm na het uitbreken van de revolutie en het verdwijnen van de Centrale legers; vlucht en verdrijving van elkaars politiek tegenstrevende bevolkingsgroepen; strijd om Karelië; pogroms op Joden; Pools-Litauwse strijd om Wilno/ Vilnius; Vrede van Riga 1921; internationale soevereiniteitserkenning in 1921/22; balans van bevolkingsverschuivingen.
3. De vorming van een Duitstalige rompstaat Oostenrijk 133 mislukkende pogingen om de Habsburgse staat in tact te houden, afscheiding van Hongarije, nationale zelfstandigheidsverklaringen van Tsjechen en Kroaten; machtsovername door het Roemeense en Italiaanse leger, en van Tsjechische, Joegoslavische (Servische) en Poolse nationale milities; Oostenrijk gelast zich in deze ontwikkeling als romp-staat te handhaven.
4. De geografische vorming van Tsjechoslovakije 135 Tsjechische verlangens in Verklaring van Pittsburgh (1918) worden beantwoord in Geallieerde toezeggingen; problematisch zelfbeschikkingsrecht door verzet van Duitstaligen; overwegingen tot ‘etnische’ grenscorrecties; uiteindelijke keuze voor handhaving van historische grenzen, en gewelddadige onderdrukking van het verzet van de minderheden; aanvullende annexaties van Duits en Oostenrijks gebied; strijd met Polen om het Teschener industriegebied; militaire bezetting/ bevrijding van Slovakije; conflicten over zuidgrens met Hongarije geregeld in Vredesverdrag van Trianon (1920); aansluiting van de Karpathen-Oekraïene.
5. Het geografisch herstel van de Poolse staat 145 Duitse, Oostenrijkse en Geallieerde plannen voor een nieuw Polen; politieke stromingen en visies onder de Polen zelf; Britten en Amerikanen wensen een etnisch homogeen Polen, de Polen zelf willen herstel van de Rzeszpospolita van voor de delingen; met Franse hulp begint het Poolse nationale leger aan een veroveringsoorlog in de Duitse en Russische grensprovincies; militaire tegenactie van het Sovjetleger leidt tot bestandslijn, die oostgrens zal worden in de Vrede van Riga (1921); Geallieerden en Duits verzet blokkeren in 1918 verovering van deel Duitse grensprovincies; Vrede van Versailles (1919) wijst westgrenzen aan en regelt volksstemming voor enkele betwiste gebieden (met name Opper-Silezië); kwestie Dantzig opgelost in het compromis van een vrijstaat (1920); strijd met Tsjechoslovakije om het Teschener industriegebied op Conferentie van Spa (1920) beslecht.
6. De volksraadplegingen in Westpruisen, Oostpruisen en Opper-Silezië 167 Poolse pogingen een ‘ongunstige’ uitslag te voorkomen door militair voldongen feiten te stellen, en uitstel te verkrijgen; volksstemming geeft geen doorslag in Opper-Silezië en leidt verdelingscompromis in de Conventie van Genève (1921); massale uittocht van Duitsgezinde bevolking in af te stane gebieden.
7. Memelland 176 afstand van het Oostpruisische Memelland wacht op een regeling; Litauwen forceert annexatie door militaire bezetting; autonomiestatuut in Memel- conventie (1924) die Litauwen zal proberen te ontmantelen; verzet en obstructie van de bevolking.
8. De nieuwe grens tussen Oostenrijk en Hongarije: Burgenland 132 deze West-Hongaarse Duitstalige provincie wordt aan Oostenrijk toegewezen; Hongaars gewapend verzet; Protocol van Venetië (1921) herziet voorgenomen grens ten voordele van Hongarije en organiseert volks- stemming in en om de hoofdstad Sopron/ Oedenburg.
9. De vergroting van Roemenië 178 Geallieerde gebiedstoezeggingen in Geheime Verdrag van Londen (1915): Transsylvanië, Banaat, Dobroedsja en Boekovina, worden na wapenstilstand door het Roemeense nationale leger eind 1918 geëffectueerd; strijd met Servië (Joegoslavië) over Banaat leidt tot verdeling; Hongaars verzet leidt tot invasie in eigenlijk Hongarije en bezetting van Boedapest; de Boekovina, Transsylvanië en deel Oost-Hongarije toegewezen; Bessarabië - inmiddels Sovjetrepubliek - in 1919 na nationalistische staatsgreep bezet/bevrijd.
10. De vorming van de grenzen van Joegoslavië 180 Joegoslavisch Comité voor de Vereniging van alle Zuidslaven probeert gezag te krijgen, maar wordt uitgeschakeld na Oostenrijks-Hongaarse bezetting van Servië in 1915; Kroaten en Slovenen zoeken voorlopig nog autonomie in het Habsburgse Rijk; Italië krijgt in Geheime Verdrag van Londen (1915) delen van Dalmatië, Kroatië, Slovenië en Albanië toegezegd; pas eind 1918 komen de Zuidslavische volken op één staatkundige noemer; strijd met Italië om territorium leidt tot verdeling: Istrië wordt Italiaans, Dalmatië Joegoslavisch; Geallieerden beperken territoriale ambities op Hongaars en Albanees staatsgebied; Verdragen van St. Germain (1919) en Trianon (1920) leggen grenzen vast; de overgebleven kwesties worden door een volksstemming (Karinthië, 1920), en in een compromis (Fiume/ Rijeka, 1924) geregeld.
11. De geografische uitbreidingen van Italië 193 toezeggingen in het Geheime Verdrag van Londen (1915) komen in conflict met Joegoslavische wensen en met het zelfbeschikkingsrecht; diplomatieke chicanes dwingen Joegoslavië een verdeling te accepteren; Fiume/ Rijeka blijft een twistappel die in een compromis (1924) een onbevredigende oplossing vindt; strijd met Joegoslavië over Albanië wordt afgebroken nadat Albaanse soevereiniteit door Geallieerden is bevestigd; Zuid-Tirool wordt zonder volksraadpleging geannexeerd.
12. De balans van de etnische en nationale zuiveringen: 1919-1926 197 het conflict tussen individuele en collectieve zelfbeschikking; de nieuwe staatsinrichtingen leiden tot vertrek en zuivering van de onder het ancien régime dominante Duits-, Oostenrijks- en Hongaars- gezinde bevolkingsgroepen; in de tabellen 2 (hoofdstuk II) 3 en 4 becijferingen van hun aantallen, van de omvang van de annexaties en de hierdoor ontstane nationale minderheidsgroepen.
Tabel 2. Balans van nationale bevrijding en minorisering na de oprichting van de nieuwe nationale staten in 1919-1920 204 aantallen Midden-Europeanen die na 1919 als staatsvolk een eigen natiestaat mochten inrichten, die na 1919 als voormalig staatsvolk werden geminoriseerd, en die in de positie van nationale minderheid zijn gebleven.
Tabel 3. De uittocht van voormalige Russische, Duitse en Oostenrijks-Hongaarse staatsburgers uit de nieuwe staten van Midden-Europa na 1919 206
Tabel 4. De volksstemmingsgebieden 1920-1921 208 data en stemmingsuitslagen in Noord-Sleeswijk, oostelijk Westpruisen/ zuidelijk Oostpruisen, zuidelijk Karinthië, Opper-Silezië, Oedenburg/ Sopron
11. Bibliografie 209
IV. INRICHTING VAN NIEUWE NATIESTATEN EN HUN 219
1. Natuurrecht en Volkenrecht 219 het Natuurrecht vervangt in West-Europa het legitimisme van de monarchie en opent de democratische weg naar de politieke emancipatie van de staatsburgers; in Midden-Europa voert diezelfde weg naar de nationale emancipatie van de ‘volkeren’; in de Geallieerde oorlogsconferenties wordt die laatste weg als internationaal recht gesteld tegenover de staatkundige machtspolitiek van de Centrale Mogendheden (de Ostpolitik).
2. ‘Nationale democratisering’ in de multinationale staten van Midden-Europa 223 ontwikkeling van het democratisch proces langs nationale lijnen leidde in de XIXe eeuwse Midden-Europese multinationale staten tot destabilisatie en desintegratie; kort overzicht van hun ‘nationaliteitenpolitiek’, variërend van assimilatiedwang in de gemankeerde natiestaten Hongarije en Rusland, tot mislukkende pogingen om met territoriale, collectieve en persoonlijke autonomie tot een oplossing te komen in Oostenrijk.
3. Zelfbeschikkingsrecht als nieuwe grondslag voor de Internationale Orde 234 de Verenigde Staten als kampioen voor het zelfbeschikkingsrecht met Wilson’s fourteen points en four principles als basis voor een nieuwe internationale rechtsorde; door de onverenigbaarheid van de beginselen van volkssoevereiniteit en staatssoevereiniteit zijn geen etnisch en nationaal bevredigende nieuwe staatsgrenzen te trekken; de Geallieerden en de aspirant naties maken het zelfbeschikkingsrecht tot retorische formaliteit; de grensafbakening wordt inzet van Franse blokvormingspolitiek, diplomatieke koehandel om territoria, en het militaire bezettings‘recht’; de vredesverdragen verbinden de nieuwe soevereiniteiten met democratische grondwetten en paragrafen waarin minderhedenrechten worden gegarandeerd; bijzondere autonomiestatuten als uiterst lapmiddel; Franse machtspolitiek, Britse evenwichtspolitiek en Amerikaanse teleurstelling.
Tabel 5. De nationale en etnische minderheden in de nieuwe staten van Midden-Europa bij de aanvang van het Interbellum 248
4. Staatssoevereiniteit en Volkssoevereiniteit, en de Volkenbond als hun overbrugging. 246 Volkenbond als bewaker van de vredesverdragen en minderhedengaranties baseert zich op primaat van de staatssoevereiniteit en is daarmee niet in staat het conflict tussen de territorialiteit van het staatssoevereine concept en de interterritorialiteit van het volkssoevereiniteitsbegrip op te lossen; de nieuwe nationale staten versterken hun soevereiniteit in een toenemende onderdrukking van hun nationale minderheden; al voor 1930 is de Volkenbond haar gezag kwijt.
5. De minderhedenpolitiek 249 maatschappelijke en economische onttroning van de elite van het oude staatsgezag; ontslag ambtenarij, confiscatie (groot)grondbezit; nationale kolonisatie in minderheidsgebieden; marginalisering van de politieke, culturele, taal- en onderwijsrechten en van de media van de nieuwe minderheden; politieke marginalisering van minderhedenpartij; nationale zuivering ambtenarij; verstrekking van licenties en commerciële overheidsopdrachten op nationaal selectieve basis; proletarisering van de minderheidbevolking.
6. De Joodse minderheden 278 Deze paragraaf is ten opzichte van de boektekst ingevoegd. In het boek komt de ‘Jodenpolitiek’ uitgebreid aan de orde in Hoofdstuk VI, paragraaf 7. Dat Hoofdstuk is echter niet op deze website opgenomen. Een samenvatting van genoemde paragraaf dient hier als een noodzakelijke aanvulling en nuancering. 7. De mislukking van de supra-nationale ordening in Midden-Europa 288 de juristisch rigide opstelling van de Volkenbond en het falen van verbeteringsvoorstellen brengen de minderheden ertoe buitenlandse steun te gaan zoeken; zij worden als vijfde-colonnes speelbal van bilaterale machtspolitiek van Duitsland en Hongarije.
8. Bibliografie 295
V. AANPASSING VAN STAATSGRENZEN EN ETNISCH/ NATIONALE REALITEITEN IN HET BEREIK VAN DE AS-MOGENHEDEN, 1938-1944 305
1. De ondergang van het concept van de natiestaat in Midden-Europa in het economisch nationalisme en een nationaal nepotisme van semi- parlementaire autocratieën 305 uitholling van het parlementaire stelsel; ontmanteling van de minderheden- paragrafen; vervanging parlementen door nationale en fascistoïde regeringen van nationale eenheid; opbouw en afscherming van nationale economieën ten koste van economische bloei; staatsinstellingen degenereren tot bezit van de ‘staatsnatie’; positie en rol van de Joodse minderheden wordt gedefinieerd tot nationale bedreiging.
2. Volksnationalisme en misbruik van het gemeenschapsrecht 316 het primaat van de staatssoevereiniteit krijgt concurrent in een uitwerking van het volkssoevereiniteitsconcept: het ‘volksrecht’ als nieuwe vorm van internationaal recht waarin de relatie rechtsobject-subject wordt omgedraaid in de zin dat de staten tot object worden gedefinieerd; dat opent de mogelijkheid voor nationale staten om over hun grenzen uit naam van ‘het volk’ te kunnen interveniëren; herzieningsplannen ten opzichte van de vredesverdragen.
3. De ontmanteling van Tsjechoslovakije, 1938-1939 320 eerste krachtpoef: in de Sudetencrisis valt Tsjechoslovakije uiteen; Duitse annexatie Sudetenland, Hongaarse annexatie Zuid-Slovakije; Poolse annexatie Teschener Land; Slovakije vazalstaat; Tsjechië protectoraat.
4. Voorspel tot de Tweede Wereldoorlog: Memelland en Danzig, 1939 329 crises om Memelland en Dantzig en om de Duitse minderheid in Polen leiden tot Duitse inval in dat land onder rugdekking van een Duits-Sovjetrussisch verdelingsplan.
5. Finis Poloniae in in het kader van het Hitler-Stalinpact, 1939-1941 331 afbakening invloedssferen; her/vereniging van Oost-Poolse provincies met de Sovjetrepublieken Wit-Rusland en Oekraïene; annexatie van het Wilno- gebied door Litauwen; her/vereniging West-Poolse provincies ‘als voormalig Duitse oostprovincies’ in Groot-Duitse Rijk; installering militair bestuur in Generaal-Gouvernement Warschau.
6. Naziduits-Sovjetrussische bevolkingsuitwisselingen, 1939-1941 335 de grootscheepse grenswijzigingen gaan gepaard met zuiveringen, evacuaties en bevolkingsuitwisselingen van Duitstalige en Oekraïense minderheden uit de Duitse respectievelijk Sovjet-annexaties; vlucht van Polen en Joden vanuit het Duits bezette naar het Sovjet bezette deel van Polen.
7. Zuiveringen in de Oost-Poolse Sovjet-annexaties, 1939-1941 339 vlucht en deportatie in het kader van politiek-etnische zuiveringen, die vooral Polen en Joden betreffen.
8. De ‘winteroorlog’ tussen Finland en de Sovjet-Unie, 1939-1940 341 de Sovjet-Unie stelt Finland territoriale eisen ‘ter bescherming tegen Duitse agressie’; Finland weigert en wordt onder de voet gelopen; afstand en annexatie van Karelië; bevolking in zijn geheel uitgewezen; politiek-etnische zuiveringen van Sovjetfinnen in aangrenzende gebieden door deportatie.
9. Sovjetisering en Duitse bezetting van het Balticum, 1939-1944 343 staatsgrepen maken van de Baltische staten Sovjetrepublieken; massale zuivering burgerlijk-nationale bevolkingsgroepen leidt tot vlucht en deportatie; evacuatie van Duitstalige minderheid naar Groot-Duitse Rijk; Duitse inval in 1941 keert rollen om en krijgt nationalistische steun; zuivering van communisten, en internering en genocide op Joodse minderheid; Sovjetbezetting/bevrijding in 1944 zuivert opnieuw de nationalistisch gecompromitteerde bevolkingsdelen.
10. De Sovjet-annexatie, en de Roemeense herovering en herannexatie van de Oost-Roemeense provincies Bessarabië en de noordelijke Boekovina, 1940-1941 345 na de gebiedsafstand aan Hongarije en de Sovjet-Unie mag Roemenië, nu als Duits bondgenoot, de aan de Sovjet-Unie verloren oostelijke provincies provincies in 1941 weer inlijven, en bovendien de aangrenzende Oekraïense provincie Transnistrië annexeren; zuiveringen van Oekraïeners, en internering van Joodse minderheid die uitloopt op genocide.
11. De ‘oplossing’ van de kwestie Zuid-Tirol, 1939-1946 347 Zuidtirolers willen zich niet laten italianiseren; Hitler en Mussolini besluiten in Berliner Protokoll (1939) hierop geen breuk in hun ‘As’ te laten ontstaan en werken oplossing uit: gedwongen keuze voor het Italiaanse staatsburgerschap onder afstand van alle rechten op eigen culturele identiteit, óf evacuatie naar Groot-Duitse Rijk; begin van de uitwijzingen loopt vast in verslechterende oorlogssituatie en zal na 1945 gedeeltelijk ongedaan worden.
12. De verdeling van Joegoslavië en de oprichting van Kroatië, 1941-1944 348 Duitse-Italiaanse invasie in Joegoslavië in 1941; verdeling en annexatie van Slovenië bij Groot-Duitse Rijk respectievelijk Italië; annexatie Dalmatië door Italië; oprichting vazalstaat Kroatië; Servië als militair gouvernement; Albanië als Italiaanse vazalstaat uitgebreid met Kosovo; Macedonië geannexeerd door Duitse bondgenoot Boelgarije; Vojvodina geannexeerd door bondgenoot Hongarije; aansluitende zuiveringen en deportatie Joden; deel van Duitstalige minderheden naar Groot-Duitse Rijk geëvacueerd.
13. Die Festigung deutschen Volkstums in het Balticum, Polen, Wit-Rusland, de Oekraïene, volgens het Generalplan Ost 354 Nazi-plannen tot herinrichting van Midden en Oost-Europa; germanisering van de geannexeerde West-Poolse provincies, onder andere met geëvacueerde Duitstaligen uit het Balticum, Bessarabië, de Boekovina, de Oekraïene, Slovenië en de door de Sovjet-Unie geannexeerde Oost-Poolse provincies; inrichting van deze Reichsgauen als nazi-modelsamenleving; Generaal-Gouvernement concentratiegebied van ‘ongewenste’ en op termijn naar Siberië te deporteren Polen en Slavische volken, als begin van een selectieve ontruiming van het Balticum, Wit-Rusland en de Oekraïene; een aansluitend geplande uitbouw van stedelijk-industriële concentratiegebieden met Duitse kolonisten en te germaniseren niet-Duitse volksdelen komt niet tot uitwerking door de stagnering van het oostfront.
14. De vorming van publiekrechtelijke ‘vijfde colonnes’ van de Volksdeutsche Mittelstelle in de bondgenootstaten 365 Duitstalige minderheden in bondgenootstaten Slovakije, Hongarije, Roemenië en Kroatië als staatsrechtelijk autonome corporaties georganiseerd, en onder rechtstreeks gezag van Berlijn gebracht; ‘volksrecht’ wordt tot Volksgruppenrecht ontwikkeld dat Duitstaligen in ‘stamboek’ (Volksliste) dwingt; hun nu dubbele nationaliteit leidt via gedwongen dienstneming in Duitse militaire formaties tot Duits staatsburgerschap.
15. De uitbreidingen van Hongarije en Roemenië, 1941-1944 373 Hongarije en Roemenië wisselen minderheden uit; Hongarije annexeert Vojvodina en zuivert Serven weg; Roemenië zuivert in Bessarabië, de Boekovina en Transnistrië Oekraïeners weg, en deporteert Joden naar Transnistrië.
16. Etnische zuiveringen in de Sovjet-Unie, 1941-1944 375 Duitstalige Sovjetminderheid in de door Duitsland bezette Sovjetgebieden wordt naar de geannexeerde West-Poolse provincies geëvacueerd in het kader van het Generalplan Ost; Sovjetautoriteiten deporteren de Sovjetduitsers en andere ‘onbetrouwbare’ volkeren uit de gebieden die (nog) onder hun gezag staan; Duitsland formeert uit Sovjet-krijgsgevangen die tot minderheidsvolkeren behoren ‘nationale bevrijdingsbataljons’; na terugtrekking oostfront ondergaan ook deze volken collectief strafdeportatie naar Siberië.
Tabel 6. Overzicht van oppervlak, bevolkingsaantal en etnische bevolkingssamenstelling in de annexaties 1938-1941 382
Tabel 7. Evacuatie, uitwijzing en deportatie van etnische groepen uit hun woongebied als gevolg van het Verdrag van München, de Wiener Schiedssprüche, het Hitler-Stalinpact en de verdere oorlogsannexaties 1938-1944 386
17. Bibliografie 390
VI. DE JOODSE EMANCIPATIE ALS OFFER AAN DE NATIONALE BEWUSTWORDING 401
1. De Joden als ‘vreemde natie’ 401 zelfbehoud als volk onverenigbaar met staatsburgerschap.
2. Staatsburgerlijke emancipatie, 1780-1870 403 emancipatie op basis van secularisatie; volledige rechtsgelijkheid onder Frans bewind wordt in restauratieperiode weer ingetrokken; bekering blijft tot midden xixe eeuw enige mogelijkheid.
3. Nationale integratie, 1870-1914 407 formele rechtsgelijkheid uiterlijk 1870 ingevoerd maar blijft door antisemitisme voorwaardelijk; nieuwe wegen openen zich in de nationale identiteit, in een kosmopolitisch-socialisme en in het zionisme; in Rusland blijft rechtsongelijke status die in pogroms ontaardt; in Duitsland, Oostenrijk en Hongarije ontwikkelt staatsburgerlijke integratie zich snel en opvallend succesvol; antisemitische reactie politiseert zich.
4. Nationale integratie in Midden en Oost-Europese staten, 1919-1930 421 Joden worden geïdentificeerd met ancien régime, hun verworteling in pre-nationale structuren en de verwerving van opvallende posities in handel, bankwezen, industrie en in academische beroepen en de media bezorgt hen odium van nationale onbetrouwbaarheid; nationale integratie wordt geblokkeerd met de geleidelijke invoering van discriminatoire maatregelen.
5. Voorbereiding tot de shoa, 1930-1941 436 discriminatie wordt wettelijk gelegitimeerd, in elke staat in eigen tempo maar volgens zelfde patronen; proletarisering Joodse massa’s; toenemende emigratie, en aantrekkingskracht internationalisme, zionisme en chaloet; mislukte Conferentie van Evian.
6. De statistische balans van emigratie en vlucht, 1930-1941 446 emigratieprojecten blijven op papier; binnenslands antisemitisme en nazidreiging uit Duitsland radicaliseren de emigratie tot vlucht, per staat becijferd.
7. Deportatie en genocide volgens ‘ras’-criteria, 1941-1945 451 deportatie naar en internering in getto’s in afwachting van verdere oostwaartse deportering; stagnatie Oostfront maakt dat onmogelijk en noopt tot radicalere maatregelen: de Endlösung; uitvoering begint willekeurig maar doelbewust tijdens Duitse inval in de Sovjet-Unie en volgt sinds begin 1942 strak programma van ‘industriële vernietiging’; cijfermatige balans van internering en deportatie per staat c.q. annexatie- en bezettingsterritorium.
8. De naoorlogse voltooïng van de Joodse ‘zuivering’, 1945-1980 460 overlevenden gewantrouwd en terugkomst in huis en bedrijf geweigerd; nieuwe pogroms; na communistische machtsovername werkt politieke zuivering vooral ten nadele van de bourgeois- en de van trotskisme verdachte Joden; emigratie naar Amerika en Palestina.
Tabel 8. De volkerenmoord op de Joodse minderheden in Midden en Oost-Europa 465 becijfering, per staat, van de omvang van de Joodse minderheden in 1938, de omgekomenen in de periode 1939-1945, de overlevenden in 1946 en de nog aanwezigen in 1980.
9. Bibliografie 468
VII. AANPASSING VAN DE ETNISCH/NATIONALE VERHOUDINGEN AAN DE STAATSGRENZEN IN HET BEREIK VAN HET WARSCHAUPACT, 1945-1950 476
1. Herstel en herverkaveling van het staatkundig landschap van Midden-Europa in een volkenrechtelijk vacuüm 476 gezamenlijk doel om Duitsland voorgoed te ontmantelen als machtsstaat; mislukking van de minderhedenrechten en de Volkenbond nopen tot herdefiniëring Zelfbeschikkingsrecht van de Volkeren tot Rechten van de Mens; grondslag wordt individueel in plaats van collectiviteit; staatssoevereiniteit mag niet meer door volkssoevereiniteit worden beconcurreerd, en wordt de internationale orde van de Verenigde Naties gesteld.
2. De afwikkeling van de erfenis van het Interbellum 493 nieuwe internationale en supranationale orde kan pas worden ingevoerd nadat in Midden-Europa orde op zaken is gekomen; daarvoor moeten eerst nog massale collectieve worden doorgevoerd die volstrekt tegengesteld zijn aan het weldra geldende individuele principe van de Rechten van de Mens.
3. Nieuwe grenzen en nieuwe bevolkingen 497 diplomatieke strategieën van de Poolse exilregering in Londen, en van de Sovjet-Unie op de Geallieerde oorlogsconferenties; passiviteit van de westelijke Geallieerden; de oorlogsconferenties van Teheran en Jalta komen tot radicale besluiten: grootschalige gebiedsafstand van Duitsland en Polen gepaard aan verwijdering van de Duitse bevolking; precieze invulling wordt vooruitgeschoven, en daarmee komen verschillen van inzicht in omvang van de betrokken territoria en de bevolkingen niet op tafel; Stalin speelt Geallieerden en Polen uit, en voert na de bevrijding van Polen en de verovering van oostelijk Duitsland zijn plannen door; de exilregering verliest positie als soevereine regering van Polen tegenover het communistische Lubliner Comité; verschillen van inzicht worden naar een - nooit meer gehouden - vredesconferentie verschoven.
4. De Sovjetbezetting van de oostelijke provincies van Duitsland, de vlucht van de bevolking en de Conferentie van Potsdam; vlucht en verdrijving van december 1944 tot augustus 1945 510 massale vlucht van de Duitse bevolking op de nadering van het Sovjetleger; grote aantallen slachtoffers tijdens terreur; Conferentie van Potsdam erkent Sovjet militair gezag over deels te annexeren oostprovincies maar nog niet de overdracht van de soevereiniteit aan Polen, zolang nieuwe grens niet is vastgesteld; de facto draagt Sovjet-Unie alle gebied ten oosten Oder-Neisse aan Pools burgerlijk gezag over, dat overgaat tot een min of meer geregelde deportatie in 1946 en 1947; internering achtergebleven bevolking; uitvoering deportatie 1945-1948; etnisch-Poolse Duitse staatsburgers kunnen na verificatie Pools staatsburgerschap aanvragen; westelijke Geallieerden laten bevolkingstransporten in hun bezettingszones toe; periodisering en aantallen gevluchten, verdrevenen en omgekomenen.
5. Statistische becijfering voor de gezuiverde Oost-Duitse provincies Oostpruisen, Achter-Pommeren, Neder en Opper-Silezië, inbegrepen Dantzig en Memelland 518
6. De etnische en nationale zuiveringen in Polen: de Duitse oorlogsannexaties en het Generaal-gouvernement 525 de Umsiedler, de autochtone Duitstalige minderheid, en de etnisch-Poolse maar nationaal Duitsgezinde minderheid op het Poolse grondgebied van 1939 worden collectief gearresteerd en verliezen hun staatsburgerschap; na internering worden de eerste categorie gedeporteerd naar Sovjet-strafkampen, waar de meesten omkomen; de Duitse minderheid wordt na internering uitgewezen; de meeste etnische Polen krijgen na verificatieprocedures het staatsburgerschap terug,
7. De naoorlogse zuiveringen in het Balticum, Oost-Polen en de aangrenzende Sovjetgebieden 526 Sovjet-Unie en Lubliner Comité sluiten in 1944 bevolkingsuitwisselingsverdrag voor de af te stane Oost-Poolse provincies en met oog op herbevolking van de geannexeerde Duitse oostprovincies; uitvoering in 1946 en 1947.
8. De balans van de grensverschuivingen en etnische zuiveringen in de Poolse en de Sovjetannexaties 528 overzicht geografische omvang en bevolkingsaantallen van de Sovjet- en de Poolse annexaties.
9. De etnische en nationale zuivering van de Duitsers uit Tsjechoslovakije 530 Geallieerden stemmen in met uitwijzing van de Sudetenduitse ‘collaborateurs’ op verzoek van de Tsjechoslovaakse exilregering in Londen; exilcomité van Sudetenduitse sociaal-democraten probeert vergeefs tot een definitie van collaboratie te komen, en samen te werken met exilregering; in verschillende etappes verhoogt deTsjechische exilregering het kwantum te verdrijven Sudetenduitsers; na aanvankelijk chaotische verdrijvingen en interneringen, die grote aantallen slachtoffers kostten, wordt 90% van de Sudetenduitsers in 1946 en 1947 afgevoerd.
10. De zuiveringen van de Duitse minderheden uit Hongarije, Roemenie en Joegoslavië 535 na herstel nationaal gezag worden alle Duitstaligen in Joegoslavië in strafkampen geïnterneerd; daarbij vallen extreem hoge aantallen slachtoffers; de overlevenden zijn in 1946-1948 gedeporteerd; Hongarije probeert in Potsdam van zijn Duitstalige minderheid af te komen, maar mag niet meer dan de helft uitwijzen; Roemenië wil zijn Duitstalige staatsburgers behouden.
Tabel 9. Duitse exodus uit Oost en Midden-Europa 1939-1949 538 aantallen ‘Duitsers’ als minderheid of Duits staatsburger in de ontruimde gebieden in 1944; evacuatie, vlucht, internering en deportaties 1944-’50, overgeblevenen in 1950; emigratie 1950-1996.
11. Uitwisselingen en 'repatriëringen' tussen de Midden-Europese staten 543 Tsjechoslovakije en Hongarije voeren in 1946-1948 omvangrijke bevolkingsuitwisselingen door om hun respectievelijke minderheden te verkleinen; op kleinere schaal vinden met name tussen Joegoslavië en Hongarije, tussen Roemenië en Hongarije, en overigens tussen alle andere staten zulke uitwisselingen plaats.
12. De kwestie Triëst 547 Joegoslavische partizanen veroveren Istrië in 1944; gezag langs kust en in Triëst door Geallieerden overgenomen; geen overeenkomst mogelijk over verdeling; vrijstaat-compromis uitgewerkt in Geallieerde en Joegoslavische zones; Italianen kiezen dan in 1954 toch voor verdeling waarbij Triëst Italiaans kan blijven; Italiaanse bevolking in Joegoslavisch deel is dan al grotendeels gevlucht.
13. De eindbalans: 1938-1953 552 Tabel 10. Definitieve evacuatie, uitwijzing en deportatie van Midden-Europese nationaliteiten en etnsiche groepen, uit hun woongebieden, tussen 1938 en 1950, met inbegrip van daarbij gevallen slachtoffers 554
Tabel 11. De nationale minderheden in de Midden-Europese staten: 1920-1960 558 vergelijking van de omvang van de nationale minderheden tussen 1920 en 1960.
14. Samenvatting: 1913-1960 560 compilatie van alle statistische gegevens in de onderzochte periode, zoals eerder vermeld in de voorgaande tabellen.
Tabel 12. Balans van de etnische en nationale homogeniering in de Midden-Europese staten: 1912-1950. 563
15. De paradox van de natiestaat 564 eindbeschouwing over de rol van de nationale, maar ook door minderheden bewoonde staat in het zuiveringsproces; voorwaarden voor het slagen van de natiestaat in historisch perspectief; uniciteit van het succes ervan in West-Europa; zin van verder onderzoek naar de relatie tussen etnische homogeniteit, en de opbouw van een democratische staat.
16. Bibliografie 580 KAARTBIJLAGEN 590
bij Hoofdstuk II
Kaart 1. Staatsgeografische veranderingen en etnische zuiveringen op de zuidelijke Balkan: 1912-1941 592
bij hoofdstuk III
Kaart 2. De staatkundige indeling van Midden-Europa aan de vooravond van de oprichting van de nieuwe natiestaten: -1919 594
Kaart 3. Tijdens het vredesproces 1918-1921 door de nieuwe natiestaten opgeëiste gebieden 596
Kaart 4. De staatkundige verdeling van Midden-Europa na de vredesaccoorden van Versailles, St Germain, Neuilly en Trianon 1919, met de volksstemmingsgebieden: 1920-1921 598
bij Hoofdstuk IV
Kaart 5. De geografische verbreiding van de etnische en nationale minderheden binnen de nieuwe staatsgrenzen van het Interbellum: 1919-1938 600
bij Hoofdstuk V
Kaart 6. Verdragsmatige grenswijzigingen aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog: 1938-1941 602
Kaart 7. De Oorlogsannexaties: 1941-1944 604
bij Hoofdstuk VII
Kaart 8. Herstel van de Midden-Europese natiestaten in 1945 606
Kaart 9. Minderheidsgebieden in de Midden-Europese natiestaten na de Tweede Wereldoorlog 608
Kaart 10. Etnisch gezuiverde bevolkingen 1913-1950 610
Kaart 11. Aandeel van de gezuiverden in de totale bevolking van de opvangregio’s: 1950 612
|